Keynote - De elementen van een gegevensreeks van een diagram opmaken

background image

De elementen van een gegevensreeks van een diagram opmaken

Als u reekselementen wilt wijzigen, selecteert u in de reeks eerst het element dat u
wilt wijzigen. De meeste wijzigingen kunt u aanbrengen met behulp van de regelaars
in het paneel 'Reeks' van het infovenster 'Diagram'.

Geselecteerde reekselementen vullen met speciaal ontworpen kleuren of texturen

1

Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op de knop 'Diagraminfo' en klik

vervolgens op 'Diagramkleuren'.

background image

2

Kies een vultype (bijvoorbeeld '3D-textuurvullingen') uit het eerste venstermenu.

3

Kies een vulset (bijvoorbeeld 'Marmer' of 'Hout') uit het tweede venstermenu.

4

Ga op een van de volgende manieren te werk:

Om dat vultype toe te passen op alle elementen van de gegevensreeks, klikt u

Â

op 'Pas alle toe'. De eerste vulling wordt toegepast op elementen van de eerste
gegevensreeks, de tweede vulling op elementen van de tweede reeks, enzovoort.
Om een vulling toe te passen op elementen van één gegevensreeks, sleept u de

Â

vulling naar een element (bijvoorbeeld een staaf, kolom, enzovoort).

U kunt deze vullingen niet voor lijn- of spreidingsdiagrammen gebruiken. Zie
“Gegevenspuntsymbolen en lijnen in lijndiagrammen aanpassen” op pagina 169 en
“Werken met spreidingsdiagrammen” op pagina 170 voor meer informatie over het
wijzigen van de opmaak van reekselementen in deze diagramtypen.

De mate van ondoorzichtigheid, de lijn, de schaduw of de vulling van geselecteerde
reekselementen aanpassen
Selecteer het element dat u wilt wijzigen, klik op de knop 'Afbeeldingsinfo' en breng

m

de gewenste wijzigingen aan.
Wanneer u bij het aanpassen van de mate van ondoorzichtigheid en de vulling
de schuifknop 'Ondoorzichtigheid' onder in het infovenster 'Afbeelding' sleept,
verandert de mate van ondoorzichtigheid van het volledige diagram. Als u alleen
de geselecteerde reeks wilt wijzigen, selecteert u de reeks en wijzigt u vervolgens
de mate van ondoorzichtigheid van de vulling met een effen kleur, verlooptint
of afbeelding. Zie “De mate van ondoorzichtigheid van objecten aanpassen” op
pagina 106 en “Een effen kleur als vulling voor een object gebruiken” op pagina 107
voor meer informatie.
Zie “Een object met een afbeelding vullen” op pagina 110 voor informatie over het
gebruik van een eigen afbeelding als vulling
.
Zie “De randstijl wijzigen” op pagina 103 voor informatie over het wijzigen van de lijn
rondom een element
.
Zie “Een schaduw aan een object toevoegen” op pagina 104 voor informatie over het
aanpassen van een schaduw
.

Gegevenspuntlabels voor de geselecteerde reeks weergeven en de opmaak ervan
wijzigen
Klik op 'Reeks' in het infovenster 'Diagram' en schakel vervolgens het aankruisvak

m

'Waardelabels' in. Ga vervolgens op een van de volgende manieren te werk:

Om de labels te positioneren, kiest u een labellocatie met behulp van de

Â

positieknoppen: (binnenzijde boven, midden, binnenzijde onder of buitenzijde voor
gestapeld links of rechts).

160

Hoofdstuk 9

Diagrammen aanmaken op basis van gegevens

background image

Hoofdstuk 9

Diagrammen aanmaken op basis van gegevens

161

Voor staaf- en kolomdiagrammen kunt u ervoor kiezen om de labels in de balk te
plaatsen bij de bovenzijde, in het midden, bij de onderzijde of buiten het uiteinde
van de balk. Voor gestapelde staaf- en kolomdiagrammen is de laatste optie niet
mogelijk.
Voor vlakdiagrammen kunt u ervoor kiezen om de labels binnen de vlakvormen te
plaatsen bij de bovenzijde, in het midden, bij de onderzijde en ze links of rechts te
lijnen of te centreren.
Voor lijndiagrammen kunt u ervoor kiezen om de labels boven, direct boven of
onder de gegevenspuntsymbolen te plaatsen en ze links of rechts uit te lijnen of te
centreren.
Als u de weergavenotatie voor de gegevenswaarden wilt opgeven, kiest u een

Â

optie uit het venstermenu 'Opmaak' (zie de beschrijvingen onder “De assen van een
diagram opmaken” op pagina 156 voor meer informatie). Kies ’Aangepast' als u een
aangepaste getalnotatie wilt gebruiken die u eerder hebt aangemaakt of als u een
getalnotatie wilt aanmaken. Zie “Werken met eigen notaties voor de weergave van
waarden in tabelcellen” op pagina 201 voor meer informatie.
Kies '-100' (of '100)' uit het aangrenzende venstermenu om aan te geven of

Â

negatieve getallen moeten worden weergegeven met een minteken of tussen
haakjes moeten worden geplaatst.
Om het gewenste aantal decimalen op te geven dat moet worden weergegeven,

Â

typt u een getal in het veld 'Decimalen'.
Zie “

Â

Een contour op tekst toepassen” op pagina 53 voor informatie over het wijzigen

van de tekstkenmerken van de gegevenspuntlabels.

U kunt allerlei visuele effecten toepassen om de weergave van
gegevensreekselementen, zoals staven (in kolom- en staafdiagrammen),
gegevenspunten (in lijn- en spreidingsdiagrammen) en vlakken, te verfraaien.

Hoewel cirkelsegmenten ook gegevensreekselementen zijn, worden deze op een
andere manier opgemaakt. Zie “De weergave van cirkeldiagrammen aanpassen” op
pagina 164 voor meer informatie.

Voor staaf-, kolom- en vlakdiagrammen kunt u in het paneel 'Reeks' van het
infovenster 'Diagram' opmaakinstellingen opgeven om de weergave en de stijl van
gegevensreeksen, vormen en symbolen te wijzigen.

De meeste opmaakopties voor gegevensreeksen zijn ook in de opmaakbalk
beschikbaar. Wanneer u een reekselement in een diagram selecteert, worden
de onderdelen in de opmaakbalk vervangen door opties voor het opmaken van
reekselementen.