Keynote - Een kleur of afbeelding als vulling voor een object gebruiken

background image

Een kleur of afbeelding als vulling voor een object gebruiken

U kunt vormen, tabellen, tabelcellen, diagramonderdelen en dia-achtergronden
vullen met een effen kleur, een verlooptint (kleuren die in elkaar overlopen) of een
afbeelding.

Een effen kleur als vulling voor een object gebruiken

Gebruik het infovenster 'Afbeelding' om een object met een effen kleur te vullen.

De vulkleur van een object wijzigen

1

Selecteer het object.

2

Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop

'Afbeeldingsinfo'.

3

Kies 'Vulkleur' uit het venstermenu 'Vulling'.

4

Klik op het kleurenvak onder het venstermenu 'Vulling' om het venster 'Kleuren' te

openen en selecteer vervolgens een kleur.
Zie “Het venster 'Kleuren'” op pagina 25 voor meer informatie over het venster
'Kleuren'.

background image

Een verlooptint als vulling voor een object gebruiken

Gebruik de opties in het infovenster 'Afbeelding' om de verlooptint in te stellen
waarmee u het object vult. Met de basisopties voor verlooptinten kunt u op
eenvoudige wijze een lineaire verlooptint met twee kleuren instellen. Met de
geavanceerde opties voor verlooptinten kunt u meerdere kleuren in elkaar laten
overlopen en een cirkelvormige (radiale) verlooptint creëren.

Het infovenster 'Afbeelding' openen
Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop

m

'Afbeeldingsinfo'.

Een object vullen met een lineaire verlooptint met twee kleuren

1

Kies 'Verlooptint' uit het venstermenu 'Vulling' in het infovenster 'Afbeelding'.

Hiermee kunt u de
verlooptint omdraaien.

Met behulp van de pijlknoppen of de
rotatieschijf stelt u de stand van de verlooptint
of de richting van de verlooptint in. U kunt ook
een waarde in het veld opgeven.

Klik in elk kleurenvak

om een kleur te

selecteren.

2

Klik in de kleurenvakken en selecteer in het venster 'Kleuren' de kleuren die u in elkaar

wilt laten overlopen.

3

Om een richting voor de verlooptint in te stellen, gebruikt u de rotatieschijf of voert u

een waarde in het veld in.

4

Om het object horizontaal of verticaal te spiegelen, klikt u op de pijlknoppen voor de

hoek.

5

Om de verlooptint om te draaien, klikt u op de dubbele pijl naast de kleurenvakken.

Een object vullen met een verlooptint met meerdere kleuren

1

Kies 'Geavanceerde verlooptint' uit het venstermenu 'Vulling' in het infovenster

'Afbeelding'.

2

Om een kleur aan de verlooptint toe te voegen, plaatst u de aanwijzer direct onder

de balk met de verlooptint in het infovenster, op het punt waar de nieuwe kleur
moet beginnen. Wanneer er een plusteken (+) verschijnt, klikt u om een nieuwe
kleurregelaar toe te voegen. Voeg een nieuwe kleurregelaar toe voor elke kleur die u
in de verlooptint wilt opnemen.

108

Hoofdstuk 5

Werken met afbeeldingen, vormen en andere objecten

background image

Hoofdstuk 5

Werken met afbeeldingen, vormen en andere objecten

109

3

Om een kleur in de verlooptint te wijzigen, klikt u op een kleurregelaar (direct onder

de balk met de verlooptint) en selecteert u een kleur in het venster 'Kleuren'. Herhaal
deze handeling voor elke kleur die u in de verlooptint wilt opnemen.

4

Als u een kleurregelaar wilt verwijderen, sleept u de regelaar omlaag en uit het

infovenster. Vervolgens verdwijnt de kleurregelaar.
Er moeten minimaal twee kleurregelaars onder de balk met de verlooptint aanwezig
zijn.

5

Om de kleuren vloeiender of minder vloeiend in elkaar te laten overlopen, sleept u de

verlooppuntregelaars (boven aan de balk met de verlooptint in het infovenster).

6

Om de richting van een lineaire verlooptint te wijzigen, gebruikt u de rotatieschijf of

voert u een waarde in het veld in.

7

Om de verlooptint om te draaien, klikt u op de dubbele pijl naast de kleurenvakken.

Een radiale verlooptint aanmaken

1

Stel de kleuren van de verlooptint in, zoals hiervoor is beschreven in de instructies

voor het aanmaken van een verlooptint met meerdere kleuren.

2

Klik op de knop voor de radiale verlooptint onder in het infovenster.

3

Vervolgens kunt u de radiale verlooptint op een van de volgende manieren aanpassen:

Om het centrum van de verlooptint in het object te wijzigen, sleept u de kleine,

Â

blauwe, ronde verlooppuntregelaar (in het midden van de verlooptint in uw object)
naar het punt dat u als het nieuwe centrum van de verlooptint wilt instellen.

Om de kleuren vloeiender of minder vloeiend in elkaar te laten overlopen, sleept

Â

u de ronde verlooppuntregelaar (buiten uw object) verder weg van of dichter naar
het centrum van de verlooptint.
Experimenteer met de ronde verlooppuntregelaars op uw object en de
verlooppuntregelaars boven aan de balk met de verlooptint in het infovenster
'Afbeelding'. Sleep de regelaars totdat de verlooptint naar wens is.

4

Om de verlooptint om te draaien, klikt u op de dubbele pijl naast de kleurenvakken.

background image

Een object met een afbeelding vullen

U kunt een vorm, tekstvak, tabel, tabelcel, diagramachtergrond of diagramreeks met
een afbeelding vullen.

Een object met een afbeelding vullen

1

Selecteer het object dat u met een afbeelding wilt vullen.

2

Als het infovenster 'Afbeelding' niet geopend is, klikt u op de knop 'Info' in de

knoppenbalk en vervolgens op de knop 'Afbeeldingsinfo'.

3

Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Afbeeldingsvulling' of 'Afbeelding met

kleurtint' en kies een afbeelding.
U kunt ook een afbeeldingsbestand van de mediakiezer of de Finder naar het
afbeeldingenvak in het infovenster 'Afbeelding' slepen. U kunt ook een afbeelding
naar een tabelcel of diagramreeks slepen.

Hiermee stelt u het formaat
van de afbeelding in het
object in.

Om de afbeelding te wijzigen,
sleept u een afbeelding naar
het afbeeldingenvak.

4

Kies een schaaloptie voor de afbeelding uit het venstermenu.

Passend: De grootte van de afbeelding wordt zo goed mogelijk aangepast aan
de grootte van het object. Als het object een andere vorm heeft dan de originele
afbeelding, wordt slechts een gedeelte van de afbeelding weergegeven. Het is ook
mogelijk dat er een lege ruimte om de afbeelding wordt weergegeven.
Vullend: De afbeelding wordt groter of kleiner, waarbij minimale ruimte rondom de
afbeelding wordt gehandhaafd, zelfs als het object en de afbeelding een verschillende
vorm hebben.
Uitgerekt: Het formaat van de afbeelding wordt aangepast aan het formaat van het
object. De afbeelding wordt echter vervormd als het object een andere vorm heeft
dan de originele afbeelding.
Originele grootte: De afbeelding wordt in het object geplaatst zonder dat de
originele afmetingen worden gewijzigd. Als de afbeelding groter is dan het object,
wordt slechts een gedeelte van de afbeelding in het object weergegeven. Als de
afbeelding kleiner is dan het object, wordt er een lege ruimte om de afbeelding
weergegeven.

110

Hoofdstuk 5

Werken met afbeeldingen, vormen en andere objecten

background image

Hoofdstuk 5

Werken met afbeeldingen, vormen en andere objecten

111

Tegelpatroon: Als de afbeelding kleiner is dan het object, wordt de afbeelding in het
object herhaald. Als de afbeelding groter is dan het object, wordt slechts een gedeelte
van de afbeelding in het object weergegeven.

Passend

Uitgerekt

Originele grootte

Tegelpatroon (grote afbeelding)

Vullend

Tegelpatroon (kleine afbeelding)

Tegelpatroon (grote afbeelding)

5

Als u 'Afbeelding met kleurtint' kiest, klikt u op het kleurenvak (rechts naast de knop

'Kies') om een kleurtint te kiezen. Sleep de schuifknop 'Ondoorzichtigheid' om de tint
lichter of donkerder te maken. (Hiermee wordt de mate van ondoorzichtigheid voor
zowel de tint als de afbeelding gewijzigd.)

Hiermee selecteert u een
kleurtint voor de afbeelding.